1907
De Brit Edward Bevan (1907-1988) won goud in het roeinummer vier zonder stuurman op de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam. Na zijn studies vestigde hij zich als huisarts in de groepspraktijk van Rex Woods (1891-1986), die als kogelstoter deelnam aan de Olympiades van 1924 en 1928.
Kolonel Sir Edward "Weary" Dunlop (1907-1993) studeerde in 1934 af als arts aan de University of Melbourne. Tijdens zijn studies begon hij met rugby. Zijn talent viel vrij vlug op en in 1932 maakte hij zijn debuut met de Australische ploeg in de derby tegen de Nieuw Zeelandse All Blacks. In 1938 stak hij de oceaan over om zich in Londen te bekwamen als Chirurg. Tijdens de tweede Wereldoorlog was hij gekazerneerd in het Midden-Oosten, waar hij een mobiele operatie-eenheid ontwikkelde. Hij werd tot Luitenant-kolonel bevorderd, maar de Japanners namen hem in 1942 krijgsgevangen. Na de oorlog zette hij zich in voor de gezondheid van de ex-krijgsgevangenen en werd hij lid van heel wat gezondheidsorganisaties.
De in Gyana geboren Canadees Phil Edwards (1907-1971), met de nickname ‘The Man of Bronze’, nam deel aan drie Olympiades, waarin hij vijf bronzen medailles verzamelde. In 1928 in Amsterdam zette hij aan op de 400 en 800m en behaalde hij met zijn teammaats de derde plaats in de 4 x 400m. Vier jaar later finishte hij met het estafetteteam opnieuw als derde, maar haalde hij ook brons op de 800 en 1.500m. In 1936 eindigde hij in Berlijn als derde op de 800m, werd hij vijfde op de 1.500m en vierde met de estafetteploeg 4 x 400m. Nadat hij afstudeerde aan de McGill University van Montreal werd hij Kapitein in het Canadese leger en was hij een gerenommeerd deskundige op het vlak van Tropische Ziekten aan het Royal Victoria Hotel van Montreal.
De 40-jarige James Flynn (1907-2000) won brons met het Amerikaanse sabelteam op de Olympische Spelen van 1948 in Londen. Na zijn studies Geneeskunde vestigde hij zich huisarts in New Jersey.
Op de Duitse atletiekkampioenschappen van 1927 finishte Ernst Franz Jokl (1907-1997) met de estafetteploeg van Breslau als tweede op de 4 x 400m. Het jaar nadien werd hij in dat nummer als reserve aangeduid voor de Olympische titelstrijd in Amsterdam. In 1930 studeerde hij af aan de Universität von Breslau en het jaar daarna kreeg hij er de leiding in handen van het zopas opgerichte Instituts für Sportmedizin. Bij de opkomst van het nationaal socialisme emigreerde hij in 1933 omwille van zijn Joodse afkomst naar Zuid Afrika, hoewel men hem in Davos de leiding had aangeboden van het Schweizerischen Forschungsinstituts für Hochgebirgsklima und Medizin. In Zuid Afrika werkte hij als sportarts aan de Witwatersrand Universiteit van Johannesburg en aan de Universiteit van Stellenbosch. In 1950 keerde Jokl terug naar Duitsland om er te gaan werken aan de Deutschen Sporthochschule van Keulen. In 1952 trok de Amerikaanse University of Kentucky hem aan om er een revalidatiecentrum op te starten. Hij werd in Lexington ook tot Professor Neurologie en Sportgeneeskunde benoemd. In 1954 was hij een van de stichtende leden van de American College of Sports Medicine, die in 2008 twintigduizend leden telde. Voor de Unesco stichtte Jokl In 1958 de International Council of Sport Science and Physical Education, waarvan hij de leiding in handen had van 1960 tot 1977. Hij werd ook teamarts van de Amerikaanse Olympische ploeg. Hij gaf 27 boeken uit en publiceerde 261 wetenschappelijke artikels.
Ondanks hij veertig was en al aan vier Olympiades had deelgenomen, won de Finse turner Heikki Savolainen (1907-1997) op de Olympische Spelen van 1948 in Londen voor het eerst goud in het paard voltige. In de edities voordien had hij vijf bronzen en één zilveren medaille gewonnen. Met de Finse ploeg won hij in Londen ook nog eens goud in het ploegenklassement en vier jaar later werd hij op 44-jarige leeftijd met dat team nog derde in Helsinki. In 1931 haalde hij zijn diploma leraar Lichamelijke Opvoeding, maar in 1939 studeerde hij af als arts. Hij startte een huisartspraktijk in het Finse stadje Kajaani en fungeerde tijdens de tweede Wereldoorlog als Luitenant-kolonel in een militair hospitaal.
Tussen 1931 en 1936 werd László Szollás (1907-1980) met zijn partner Emilia Rotter (1906-2003) zes keer Hongaars kampioen kunstschaatsen voor paren. Op het WK van 1929 in de eigen hoofdstad Boedapest eindgde het koppel vijfde, maar twee jaar later in Berlijn haalde het de wereldtitel, die het de drie volgende jaren in Stockholm, Helsinki en opnieuw Berlijn met glans verdedigde. In 1931 en 1932 wonnen beiden het zilver op het EK, maar in 1934 kroonden ze zich in Praag tot Europees kampioen. Op de Olympische Spelen van 1932 en 1934 was brons voor hen weggelegd. László Szollás werd tijdens de tweede Wereldoorlog opgeroepen om aan het Oostfront te gaan strijden. De Russen namen hem gevangen waardoor hij vier jaar in een Siberisch concentratiekamp doorbracht. Na de oorlog startte hij studies Geneeskunde en vestigde hij zich als Sportarts in Boedapest.