1761
De Italiaan Giovanni Battista Morgagni (1682-1771) was 56 jaar lang Professor anatomie aan de Universiteit van Padua en wordt algemeen beschouwd als de vader van de moderne anatomische pathologie. Zijn belangrijkste literaire bijdrage 'On the Seats and Causes of Disease', een monumentaal vijfdelig werk uit 1761, vertegenwoordigde zijn levenslange ervaring in anatomische dissectie en observatie, en vestigde het fundamentele principe dat de meeste ziekten niet vaag verspreid zijn door het lichaam, maar van lokale oorsprong zijn, in specifieke organen en weefsels. Morgagni introduceerde de noodzaak om de diagnose, prognose en behandeling op de kennis van anatomische laesies te baseren.
1762
In zijn boek 'Emile' stelde de Zwitserse fIlosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) dat mannen zowel hun geest als hun lichaam moeten oefenen en dat de mannen die het langst leven diegenen zijn die het meest hebben geoefend.
1762
De Schotse chirurg John Hunter (1728-1793) was een van de meest vooraanstaande medisch wetenschappers van zijn tijd. Hij was een voorstander van het zorgvuldig observeren en van het hanteren van wetenschappelijke methodes bij de uitoefening van de medische praktijk. Hij introduceerde de studie van het anatomisch specimen bij operaties. Met Hunter werd chirurgie een 'echte' wetenschap, aangevuld met ideeën uit vergelijkende anatomie en pathologie. De benadering van Hunter was gebaseerd op de Hippocratische principes. Hij scheurde zijn achillespees tijdens het dansen en zag dat het proximale deel over een aanzienlijke afstand was teruggetrokken en dat de opening tussen de uiteinden door eenvoudig bindweefsel verbroken werd. Dat leverde voldoende kracht om de gescheurde pees een goede functie te geven, waarop hij verklaarde:
"De enige rationele behandeling is diegene die gebaseerd is op de natuurlijke herstellende kracht van het lichaam."
1763
De Zwitserse arts Albrecht von Haller (1708-1777), student van Professor Herman Boerhaave (1668-1738) aan de Universiteit van Leiden, schreef een uitgebreide achtdelige verhandeling over 'Elementen van de fysiologie van het menselijk lichaam'. Haller onderzocht de neiging van spiervezels om korter te worden bij een stimulus om daarna weer uit te zetten naar hun normale lengte. Deze mogelijkheid tot samentrekking noemde hij prikkelbaarheid:
"Een heel lichte stimulus veroorzaakt een beweging die totaal buiten proportie is en blijft dit herhaaldelijk doen zolang de vezel in leven blijft."
Haller merkte op dat de stimulus van spiercontractie veroorzaakt wordt door zenuwen. Hij toonde ook aan dat de weefsels zelf niet in staat zijn voor gevoelens, maar dat zenuwen de enige kanalen zijn van dit proces. In zijn in 1763 gepbliceerd boek 'Experiments on the Formation of Bone', beschreef Haller de botgroei in kippenembryo's en jonge kuikens. Het bot wordt niet uit het periosteum gevormd, maar uit het zachte kraakbeenachtige weefsel en uit die weefsels die de oorspronkelijke kern van ossificatie omringen. Haller bestudeerde ook helende breuken bij kippen en duiven en observeerde de uitzonderlijke vasculariteit van de herstellende weefsels rond de fractuur waardoor hij de feitelijk osteogene eigenschappen toekende aan de nieuw gevormde vezels.
1764
De Zwitserse arts Johan von Zimmerman (1728-1795) stelde dat een goede gemoedstoestand afhankelijk is van lucht, dieet en voldoende fysiek oefenen.
1766
Na 'Avis au peuple sur la santé' uit 1761 publiceerde de Zwitserse arts Simon-André Tissot (1728-1797), die ook professor was aan de universiteit van Padua, zijn tweede boek 'Von der Krankheiten vornehmer und Reicher Personen an Höfen und in grossen Städten'. Tissot vocht de verwijving aan voor het nastreven van een zo blank mogelijke huid wat destijds in de mode was. Hij fulmineerde ook tegen het thuiszitten en het gebrek aan lichaamsbeweging, en hij pleitte voor frequente activiteiten in open lucht.
1769
De Schotse arts William Buchan (1729-1805) publiceerde zijn populaire 'Domestic Medicine', waarin hij stelde:
"Van alle samenwerkende oorzaken die het leven van de mens kort en ellendig maken, is er niet een die meer invloed heeft dan de behoefte voor goede oefeningen."
Hij verklaarde ook:
"Oefenen alleen zou heel wat ongeneeslijke ziekten voorkomen en zou andere elimineren waar geneeskunde vruchteloos is."
1771
Johann August Unzer (1727-1799) was een Duitse fysioloog wiens werk over het centrale zenuwstelsel, reflexen en bewustzijn de moderne fysiologische studies beïnvloedde. Het woord 'reflex' met betrekking tot motorische reacties gebruikte hij voor het eerst in 1771.
1774
Beïnvloed door de ideeën van de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) over 'Nature Humaine', opende de Duitse theoloog, pedagoog, filantroop en schrijver Johann Bernard Basedow (1724-1790) in 1774 zijn Philanthropinum in Dessau. In deze pedagogische instelling lag de nadruk op lichamelijke oefening en sport, met ondermeer worstelen, hardlopen, paardrijden, schermen, voltige en dansen op het programma. Zelfs de schooluniformen, die in die tijd zwaar waren en klemden, werden comfortabeler gemaakt om de leerlingen een grotere bewegingsvrijheid te geven.
1777
De Franse chemicus Antoine Laurent de Lavoisier (1743–1794) ontdekte dat dieren die werden opgesloten in een afgesloten ruimte, zuurstof haalden uit de lucht van die ruimte en dat ze koolstofdioxide produceerden.
1777
Abraham-Louis Perrelet (1729-1826), een uurwerkmaker uit het Zwitserse Le Locle in de buurt van Neuchâtel, ontwikkelde in 1777 een combinatie van een pedometer en een zichzelf opwindend uurwerk. Het uurwerk was uitgerust met een inwendig, bewegingsgevoelig mechanisme, dat in de jaszak gedragen werd en dat op de bewegingen van de proefpersoon reageerde. Het kon acht dagen lopen en werd met wandelen binnen de acht tot vijftien minuten terug opgeladen.
1778
De Oostenrijkse arts Franz Anton Mesmer (1734-1815) beweerde dat hij zieken kon genezen met ‘dierlijk magnetisme’. Hij ontvluchtte Wenen nadat hij verwikkeld raakte in een schandaal rond een blinde clavecimbelspeelster, waarvoor haar ouders hem aanklaagden. Hij vestigde zich in Parijs waar hij een druk bezocht kabinet opende. Hij ontwierp de ‘baquet’, een grote, ronde, houten bak gevuld met ‘gemagnetiseerd water’ met daarin ijzeren staven. Op die manier kon hij meerdere patiënten gelijktijdig behandelen. Sommige patiënten behandelde hij ook individueel met hypnose en directe manipulaties. In 1784 werd hij door een commissie van wetenschappers ontmaskerd als charlatan en zijn ‘mesmerisme’ raakte in het diskrediet. In 1825 kregen de artsen het verbod van l'Académie de Médecine en van verschillende Cours de Justice om de ‘dierlijke magnetismetherapie’ te gebruiken in hun praktijk.
1779
De Franse arts Jean-Pierre David (1717-1784) schreef een eindwerk over de effecten van beweging en rust bij chirurgische aandoeningen, een klassieker in de orthopedie, die in 1790 naar het Engels vertaald werd.
1779
De Ierse arts en chemicus Adair Crawford (1748-1795) was een pionier in het ontwikkelen van calorimetrische methoden voor het meten van de specifieke warmtecapaciteit van substanties en hitte van chemische reacties. In zijn belangrijk boek 'Experiments and Observations on Animal Heat' uit 1779 presenteerde hij nieuwe experimenten die bewezen dat de respiratoire gasuitwisseling het resultaat is van verbranding. Hij concludeerde dat hitte voortkomt uit de transformatie van zuurstof in lucht (CO2) of water en hij poneerde dat oefenen warmte afgeeft aan de huid als koorts aanwezig was.
1780
In zijn werk 'Gymnastique Médicinale et Chirurgicale' beschreef Joseph Clement Tissot (1747-1826) de therapeutische toepassing van lichaamsoefeningen. Het werk van deze chirurg in het leger van Napoleon Bonaparte (1769-1821) is een van de eerste publicaties over fysiotherapie en verscheen zelfs voor de werken van de Zweedse gymnastiek pionier Per Henrik Ling (1776-1839). In het eerste deel onderzocht Tissot het effect van beweging en rust op de gezondheid. Hij realiseerde zich dat actieve en passieve bewegingen noodzakelijk zijn voor de patiënt om decubitus en 'stijfheid en adhesies van de gewrichten' te voorkomen. Voor de uitvoering van zijn bewegingstherapie schonk hij veel aandacht aan een correcte en aangepaste selectie van oefening en belastingsdosering. In deel twee beschreef hij fysiotherapeutische oefeningen voor de behandeling van rachitis, beroerte, reuma, jicht en andere chirurgische en orthopedische indicaties.
1780
In Orbe opende de Zwitserse arts Jean-André Venel (1740-1791) de eerste orthopedische kliniek ter wereld. In die kliniek, die model stond voor vele Europese hospitalen, werden ook heel wat orthopedische toestellen ontwikkeld voor de behandeling van kinderen.