Doping in de sport - 2000

In de Verenigde Staten kwam een transdermale testosteron-gel op de markt.

Begin van de jaren 2000 was er volop sprake van een nieuwe vorm van doping, de genetische manipulatie.

De urinetests voor het opsporen van EPO werden verbeterd, maar bloeddoping was nog steeds niet op te sporen. De potentiële risico's van bloeddoping zijn groot: bloedstolsels, beroertes en trombose.

Het 'Deutsche Zeitschrift für Sportmedizin' publiceerde een Finse studie waarin tussen 1977 en 1982 de levensverwachting van 62 Finse gewichtheffers onderzocht werd. 12,9% van de krachtpatsers was al gestorven tegenover 3,1% bij 'normale' personen.

Doping in de DDR

Lothar Kipke (1928-) was sportarts in de DDR en auteur van het Staatsplanthema 14.25. In 2000 werd hij veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden en een boete van 7.500 Deutsche Mark (= 3.250 Euro), de zwaarste straf die in de DDR dopingaffaire werd uitgesproken.

'Staatsplanthema 14.25' was de naam van het omvangrijke, georganiseerde en verplichte dopingsysteem. De uitvoering ervan werd in juni 1974 goedgekeurd door het centrale comité van de Sozialistischen Einheitspartei Deutschlands (SED) en was gebaseerd op het voorstel van de Leistungssportkommission der DDR. Meerdere instellingen werkten er verplicht aan mee: het ‘Forschungsinstitut für Körperkultur und Sport’ in Leipzig, het ‘Zentralinstitut für Mikrobiologie und experimentelle Therapie’ in Jena, de ‘Militärmedizinische Akademie Bad Saarow im Bereich der Forschung’ evenals het farmaceutisch bedrijf ‘VEB Jenapharm’ en het ‘Arzneimittelwerk Dresden’ als fabrikanten van de gebruikte preparaten.

Hoofdzakelijk werden anabolica gebruikt zoals Oral-Turinabol, Androstendion en Mestanolon, drie substanties die in de DDR ontwikkeld werden. Onderzoek na 1990 toonde aan dat meer dan vierhonderd artsen, trainers en functionarissen bij het systeem  betrokken waren. Het aantal getroffen minderjarige sporters wordt op zo’n tienduizend geschat, tweeduizend daarvan kampten nadien met ernstige ziektes, hadden tumoren, hartafwijkingen, infertiliteit, depressies, boulemie, circulatie- en ruggemergproblemen. Sommigen waren zelfs overleden, anderen wachtten angstvallig af met welke gezondheidsproblemen hun kinderen zouden opgezadeld worden. Voor zijn aandeel in de lichaamsbeschadiging van vrouwelijke atleten werd Kipke tijdens het dopingproces van 2000 in Berlijn veroordeeld tot vijftien maanden cel en een boete van 7.500 Mark. Gedurende zijn loopbaan had hij aan 58 minderjarige zwemstertjes anabole steroïden voorgeschreven. De zaak werd aanhangig gemaakt door voormalige DDR zwemsters, tijdens hun sportcarrière moesten zij dagelijks doping slikken. De minderjarige meisjes wisten niet dat de blauw gekleurde pilletjes anabolica waren. Sommigen van hen kampten later met gezondheidsproblemen, anderen kregen kinderen met lichamelijke afwijkingen. Een voormalige DDR-zwemster baarde een zoon met klompvoetjes, een andere een blind kindje. Tijdens het DDR-regime was Kipke niet alleen sportarts van de Oost-Duitse zwembond DSSV, onder de schuilnaam 'Rolf' werkte hij ook voor de staatsveiligheidsdienst Stasi. In het buitenland manifisteerde hij zich als een fervente dopingtegenstander. Hij zetelde zelfs in de medische commissie van de internationale zwembond FINA. Op het proces in Berlijn bekende hij het toedienen van doping, maar vertelde hij er meteen bij dat hij niet wist dat de verboden stimulantia op latere leeftijd ook kwalijke nevenwerkingen hadden. Bij een huiszoeking in de garage van Kipke vond men een volledig dossier, waardoor het 'Doping-Fahrplan für die Nationalmannschaft' heel duidelijk werd. Hij had namelijk nauwkeurig bijgehouden aan wie hij wat en wanneer verstrekt had.

Op hetzelfde proces werden ook de top van de piramide veroordeeld, topfunctionaris Manfred Ewald (1926-2002) en sportarts Manfred Höppner (1934-) kregen respectievelijk 22 en 18 maanden. Ewald was van 1961 tot 1988 voorzitter van de Turn- en Sportbond van de DDR (DTSB), maar ook President van het Oost-Duits Olympisch Comité. Höppner van zijn kant was de ‘constructeur’ van de door de Staat geleide dopingscene. Hij was het die de preparaten aan artsen en trainers verschafte en jarenlang was hij plaatsvervangend voorzitter van de Sportgeneeskundige dienst van de DDR (SMD) en voorzitter van de ‘Arbeitsgruppe unterstützende Mittel’. Beiden werden aangeklaagd voor 142 misdaden, vooral bij vrouwen die door de jarenlange toediening van hormonale doping nu met enorme gezondheidsproblemen kampten. Totale vermannelijking, gynaecologische problemen, miskraam, onvruchtbaarheid, overmatige lichaamsbeharing en stemveranderingen waren legio. De anabolica, vooral Oral-Turinabol, veroorzaakten ook levertumoren en nierschade. Ze wisten verduiveld goed wat ze deden en namen de nevenwerkingen er ‘op de koop toe’ bij. De zwaarste beschuldiging was echter dat ze de preparaten aan minderjarigen hadden opgedrongen. Bovendien moesten de trainers hun atleten en de ouders over dit alles in het ongewisse laten. De ouders kregen steeds opnieuw te horen dat hun kinderen extra vitaminen kregen. Naargelang hun sportieve prestaties en naargelang hun politieke integriteit werden de atleten onderverdeeld in een A-, B- of C-categorie. Voor Ewald had dit alles slechts één doel: zoveel mogelijk medailles binnenhalen voor de DDR en met 160 Olympische overwinningen is hij daar wonderwel in geslaagd. Onder het motto ‘het doel heiligt de middelen’ had hij daar zelfs de gezondheid van de kinderen voor over. Doping samen met een snoeiharde training was een perfecte combinatie en een onmiskenbaar onderdeel van de successen. Niet voor niets duurde de opleiding tot sportarts in de DDR vijf jaar, de hele begeleiding was gebaseerd op gecentraliseerde wetenschap. Ewald werd tenslotte tot 22 maanden gevangenis voorwaardelijk veroordeeld, Höppner kreeg 18 maanden voorwaardelijk

Ze werden aangeklaagd door zeven voormalige Oost-Duitse atleten, waaronder de zwemsters Martina Gottschlat (1965-) en Jutta Gottschalk (1964-), Karin Balzer (1938-), Olympische kampioene 80m horden in Tokio en Margitta Pufe (1952-), brons in het discuswerpen op de Spelen van Moskou. Maar de grote voortrekster was Catherine Menschner (1965-), die op dat ogenblik met haar advocaten al heel wat jaren inspanningen leverde om de onderste steen over het dopinggebruik boven te krijgen. De voormalige Oost-Duitse zwemster was in illo tempore het guinese biggetje voor de Oost Duitse dopingmachine. Haar wetenschappelijke resultaten na toediening van de medicamenten moesten Rica Reinisch (1965-) bijvoorbeeld aan Olympische medailles helpen. Menscher realiseerde zich dat pas echt toen ze veel en keihard moest trainen, ontzettend veel pillen moest slikken, maar nooit geselecteerd werd voor wedstrijden. Duidelijke tekenen aan de wand dat de DDR-leiders geen succesvolle carrière hadden uitgestippeld voor haar, maar dat ze eigenlijk het proefkonijn was voor andere zwemsters. Amper zestien jaar oud kreeg ze ernstige gezondheidsproblemen, ze raakte verlamd en leed schade in de lumbale regio. De artsen uit Dresden probeerden dit met nieuwe injecties te ‘verhelpen’, het enige resultaat van die nieuwe therapie was dat haar hart revolteerde, haar bloedsomloop in elkaar stuikte en ze geen kracht meer had in haar longen. Ze viel regelmatig in zwijm, had zware ademhalingsstoornissen en kreeg een gips om de lenden. Het kwam er in feite op neer dat de Oost Duitse ‘wetenschappers‘ zich geen raad meer wisten. Haar stiefvader, die zelf tot de hoogste regeringskringen behoorde, raadde haar aan om met zwemmen te kappen. Toen ze na de val van de muur naar Hamburg verhuisde, toonde een CT-scan na de zoveelste pneumonie dat haar longen veel te groot waren en dat haar immuunsysteem weerloos was tegen verkoudheden. Bovendien kreeg ze zes miskramen.

Christiane Knacke (1962-) schreeuwde tijdens haar getuigenis voor de Rechtbank:

"Zij vernietigden zowel mijn lichaam als mijn geest. Zij vergiftigden zelfs mijn medaille,” waarop zij de bronzen medaille van Moskou op de grond keilde.

Martina Gottschalt-Fehrecke (1965-) was een andere voormalige DDR-zwemster die klacht indiende tegen de voormalige sportarts Lothar Kipke (1928-). Op 10-jarige leeftijd werd ze door het systeem geselecteerd voor competitiezwemmen en ging ze naar het internaat van Sportclub Magdeburg. 's Morgens om 5h30 begon de uitputtende zwemtraining, die pas 's avonds laat eindigde. Vanaf het begin kreeg ze tabletten van trainster Gudrun Feustel, die omschreven werden als vitaminen, mineralen en eiwitten. En driemaal daags steeds datzelfde scenario: zwemmen, vlug het water uit, pillen slikken en terug het water in.

"Toen ik dertien werd controleerde men de inname van de medicatie plots veel strenger. Er lagen ook meer en andere tabletten op de schaal. Ik herinner me nog dat we probeerden om vals te spelen, maar toen de trainster daar lucht van kreeg moesten we de pillen slikken terwijl ze erop toekeek."

Martina veranderde, ze werd zwaarder, haar stem werd dieper en ze kreeg menstruatieproblemen. Haar ouders kregen argwaan, hadden vragen bij de medicatie en eisten een verklaring, maar kregen als antwoord dat het enkel om vitaminen ging. Inmiddels was men ook begonnen met spuiten en infusen. In 1981 scheurde Martina haar ligamenten en daarvan profiteerde ze om te stoppen met zwemmen. Enige tijd later kreeg ze galproblemen. Ze huwde en baarde in 1985 een eerste zoon, die met klompvoetjes geboren werd. Nog voor zijn zesde verjaardag onderging het jongetje drie operaties, maar helpen deed dat niet veel. Ook bij de drie volgende kinderen waren er geboorte-complicaties. Langzaam groeide het besef dat al die problemen samenhingen met het gebruik van anabolica. Zelf kreeg ze na de geboortes hormonale problemen en depressies.

Ook Jutta Gottschalk (1962-), die op internaat de kamer deelde met Martina Gottschalt, diende klacht in tegen Lothar Kipke (1928-). Haar dochtertje werd blind geboren aan een oog, waarvoor ze elf keer geopereerd werd en ook daarvan zouden de anabolica schuld zijn. Gottschalk wilde dan ook geen tweede kind zolang niet bewezen was dat er geen complicaties meer zouden zijn.

Bij de voormalige Berlijnse kanovaarster Kerstin Spiegelberg (1968-) werd borstkanker vastgesteld. Onderzoek wees uit dat die tumor het gevolg was van de vele anabolica die de DDR-artsen en -trainers haar vanaf haar dertiende onwetend toedienden. Bovendien kampte ze met migraine en depressies en kreeg ze een miskraam.

Jochen Neubauer (1952-), in de DDR periode begeleider van zwemclub ASK Potsdam, maar in 2000 actief als sportarts in het Olympisch Trainingscentrum van Postdam, werd uit zijn functie onslagen omdat hij schuldig was aan het toedienen van doping aan 13-jarige meisjes. Hij moest een boete betalen van 9.000 Deutsche Mark (= 4.500 Euro).

In Thüringen werden vijf sportartsen en een trainer veroordeeld tot boetes van 2.500 Euro tot 11.500 Euro en daarmee werden 35 dopinggevallen afgesloten.

In Halle kreeg zwemtrainer Bernd Henneberg (1945-) een boete van 3.500 Euro opgelegd.

Nadat hij bekend had dat hij zesvoudig Olympisch medaillewinnares Kristin Otto (1966-) samen met acht andere zwemsters doping had toegediend, veroordeelde het gerecht van Leipzig succestrainer Stefan Hetzer (1953-) tot een boete van 15.000 Euro.

American football

Jaren lang maakten geweld, moord, misdaad, diefstal, doping en drugs binnen en buiten de stadions deel uit van het American Football. Moordschandalen waarbij sterren uit deze sport betrokken waren, herinneren er ons regelmatig aan dat American Football de dodelijkste sport is op onze planeet. Enkele uren na de 34ste Super Bowl finale van 2000 in Atlanta vernamen 130 miljoen Amerikanen en een miljard televisiekijkers dat kapitein Ray Lewis (1975-) van de Baltimore Ravens gearresteerd was voor een dubbele moord. Lewis' arrestatie gebeurde slechts een maand nadat Rae Carruth (1974-) van de Carolina Panthers veroordeeld werd tot 24 jaar gevangenis, omdat hij een killer had ingehuurd om zijn zwangere vrouw te vermoorden.

In een publicatie uit 1999 'De criminelen van de NFL' werd vermeld dat 21% van de spelers betrokken was bij zware misdrijven, maar nader onderzoek wees uit dat 509 van de 1.590 spelers, of 32%, bij de politie geregistreerd stond. Voor insiders was dit alles het gevolg van het massale druggebruik.

Atletiek

Een rapport van de Amerikaanse arts Wade Exum (1949-) meldde dat negentien Amerikaanse medaillewinnaars tussen 1988 en 2000 aan de Olympische Spelen hadden deelgenomen, ondanks ze op doping werden betrapt. Dit schokte heel wat mensen uit de sportwereld. Voor anderen kwam het niet over als een verrassing, want jarenlang hadden insiders al geopperd dat ook de Amerikaanse atleten er niet voor terugschrokken om zich op doping te storten. De hypocrisie was echter dat de Amerikanen zich openlijk tegen doping uitspraken en dat ze de sportregimes van Oost-Duitsland en China aan de schandpaal nagelden voor hun systematische dopingpraktijken.

"Er is geen enkele belofte dat ze het dopinggebruik willen stoppen,” orakelde Carl Lewis (1961-) in 2000. "Mensen weten dat de sport vervuild is, de sport wordt zo gedreven door records.”

Wist Lewis toen veel dat hij in het verslag van Exum vernoemd zou worden. De vijfvoudige Olympische medaillewinnaar was immers een van de atleten waarvan de naam voorkwam in het meer dan dertigduizend pagina’s tellende dossier, dat de voormalige Amerikaanse antidoping-chef in 2003 bezorgde aan Sports Illustrated en diverse andere kranten. Meer dan honderd Amerikaanse atleten uit verschillende sporten hadden positief getest op verboden producten, maar werden na ‘interne processen’ vrijgesproken. Volgens de bewijzen van Exum was Lewis een van de drie Olympische winnaars die positief reageerde op verboden stimulerende middelen in de maanden voorafgaand aan de Spelen van Seoul.

De Olympische Spelen van Sydney werden de ‘Dirty Games’ genoemd. De Amerikaanse Professor Farmacologie Don Catlin (1938-), directeur van een van de drug-testing laboratoria van het IOC, zei in dat verband:

“Waarschijnlijk worden er in de sport veel meer drugs gebruikt dan men zou denken. Het grote publiek zou nogal geschokt zijn, moest het alles weten.”

Frank Shorter (1947-), Olympisch marathonkampioen van 1972 en voorzitter van de U.S. Anti-Doping Agency, erkende niet alleen de omvang van het dopinggebruik, maar zag ook in dat de gevolgen ervan veel verder reikten dan de Olympische Spelen alleen.

Baseball

Barry Bonds (1964-), een van de hoofdrolspelers in de BALCO affaire, testte in 2000 en 2001, toen hij bij de San Francisco Giants speelde, positief op metenolone enanthate.

Roger Clemens (1962-), die met de New York Yankees in 2000 de World Series won, werd gedurende dat baseballseizoen door krachttrainer Brian McNamee (1967-) geïnjecteerd met nandrolone (Deca-Durabolin).

Basket

De Turkse basketprof Serkan Erdogan (1978-) van Royal Hali Gaziantep testte positief op nandrolon na de Europacup wedstrijd tegen het Griekse Panathinaikos en moest hiervoor twee jaar naar de kant.

Bobslee

De Brit Lenny Paul (1958-) leverde een positieve plas af op Nandrolone.

Motorsport

De professionele Japanse motorracer Noriyuki Haga (1975-) testte positief op het gebruik van efedrine en werd daarvoor twee maanden geschorst.

Rodelen

De Oostenrijker Markus Kleinheinz (1976-) werd twee jaar geschorst voor cannabis-gebruik. Nadien werd hij nationaal jeugdtrainer.

Triathlon

Tijdens een huiszoeking bij de Fransman Mathias Mure (1978-) werden groeihormonen, corticoïden en EPO gevonden

Voetbal

De Italiaanse voormalige voetballer Carlo Petrini (1948-2012) publiceerde in 2000 zijn autobiografie 'Nel fango del dio pallone' (In de modder van de voetbalgod), waarin hij zijn ervaringen uit het Italiaanse voetbal beschreef, met bijzonder veel aandacht voor de alledaagse dopingperikelen met amfetaminen uit de jaren '60 en '70. In 1967 was Genoa trainer Giorgio Ghezzi (1930-1990) de eerste die hem inspuitingen bezorgde. Eerst spoot de trainer zichzelf in, daarna waren de spelers aan de beurt. Wat het zaakje bijzonder gevaarlijk maakte was dat hij voor iedereen dezelfde naald gebruikte. Het resultaat was enorm, alle spelers kregen mateloze energie, maar tijdens de wedstrijd liep groen kwijl uit hun mond en was hun tong zo opgezwollen dat ze nauwelijks in hun mond paste. Er waren artsen en verzorgers bij betrokken, maar heel wat spelers spoten ook zichzelf in. Petrini werd blind door de gevolgen van glaucoom en een hersentumor moest verwijderen worden, waaraan hij op 64-jarige leeftijd overleed.

De Chileense international Clarence Acuña (1975-) testte positief op Isoprenaline na de kwalificatiewedstrijd voor het WK tegen Peru. Hij werd vier maanden geschorst.

De Nederlander Quido Lanzaat (1979-) speelde met Borussia Mönchengladbach de Duitse bekerfinale, maar bij de controle na afloop ontdekte men tetrahydrocannabinol in zijn urine, een derivaat van cannabis. Hij werd acht weken geschorst, bovendien werd de 2-3 eindzege van zijn elftal ongedaan gemaakt en mocht tegenstrever SpVgg Greuther Fürth de beker in ontvangst nemen.

Ibrahim Tanko (1977-) de Ghanese spits van Borussia Dortmund, kreeg vier maanden schorsing en een geldboete van vijftienduizend Deutsche Mark, nadat men hem op het gebruik van cannabis had  betrapt.

Wielrennen

Enkele uren voor aanvang van de Tour de France van 2000, testten drie renners positief op EPO en werden ze uit de Tour verbannen.

In een interview met het Duitse dagblad 'Berliner Kurier', bekende een anonieme renner:

"Testosteron was een basisingrediënt bij ons eten, zowel als injectie als in pillen. Bij het ontbijt kregen we al tien gram testosteronpoeder."

Bij een controle aan de Frans/Zwitserse grens kliste de Franse douane Fabrice Julien (1965-) met twee dozen EPO. De Fransman, die in 1995 nog vice kampioen mountainbike was, kreeg drie jaar schorsing en moest vijftienduizend Franse Frank (= 2.250 Euro) boete betalen.

In interviews met 'Le Parisien' en 'Aujourd'hui' deed de vroegere amateur wielrenner André Cordelette (1962-) zijn verhaal uit de doeken. De 38-jarige Fransman had vier maanden voordien een harttransplantatie ondergaan en wilde nu openlijk getuigen over zijn dopinggebruik, omdat hij aan den lijve ondervonden had hoe dodelijk doping kan zijn. Vier jaar voordien, bij zijn overstap naar de amateurs, was hij medicatie beginnen gebruiken, zoals Dynatel en Captagon, derivaten van amfetamines, die heel makkelijk verkrijgbaar waren. Korte tijd nadien, voor de wedstrijd in Amiens, spoot een oude profwielrenner hem de cortisone Kenacort in. Het gaf hem een euforisch gevoel en de pijn bij inspanning bleef uit. Daarna begon hij zichzelf te injecteren met vloeibare amfetamines, eerst subcutaan, daarna intraveneus. Het resultaat daarvan was dat hij steeds binnen de eerste vijf eindigde. Omdat de producten in België goedkoper waren ging hij zich daar bevoorraden, maar te laat besefte hij dat hij zijn gezondheid naar de vaantjes hielp. Inmiddels was hij toxicomaan geworden en had hij zelfs buiten het seizoen nood aan amfetamines. De eerste nevenwerkingen doken vlug op, hij kreeg een aanval van tachycardie, waarvoor hij drie maanden in observatie moest. Bij de tweede aanval kreeg hij elektrochocks en de enige redding was een harttransplantatie waardoor hij een jaar in het hospitaal verbleef.

Bij een controle in Perpignan verraste de Franse politie de renners Eric Martin (1966-) en Grégory Delfour (1965-) uit Narbonne, op het ogenblik dat ze zichzelf aan de rand van de weg intraveneus inspoten met de beruchte Pot Belge. De 'Affaire Perpignan' was een feit en deinde uit naar andere producten. Buiten de Pot Belge kwam ook het gebruik van EPO aan het licht, evenals de verkoop van de corticoïden Solucadron, Pantestone, Celestene en Finedal, die in Frankrijk, België, Nederland en Zwitserland via koeriers verkocht werden aan zowel professionele renners als aan liefhebbers.

De hoofdschuldigden waren de voormalige profrenners Thierry Laurent (1966-), Jérome Laveur-Pedoux (1973-), Christophe Morel (1975-) en Eric Magnin (1967-). Samen met twee apotekers en meerdere artsen werden ze aangeklaagd voor 'het gebruik, het verkrijgen, de verkoop en het bezit van dopingproducten'. In totaal werden 26 personen vervolgd waaronder de Franse arts Hervé Stoicheff, die Crédit Agricole begeleidde en die, ironie van het noodlot, ook actief was in het Anti-Doping centrum van het Franse Zuidwesten. 25 van de 26 aangeklaagden werden veroordeeld, Thierry Laurent, Eric Magnin, Jérome Laveur-Pedoux en Christophe Morel kregen vijftien maanden cel, waarvan veertien voorwaardelijk. Twee artsen moesten 5.000 en 3.000 Euro ophoesten. De andere beschuldigden kregen voorwaardelijke gevangenisstraffen van een tot zes maanden. Hervé Stoïcheff werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijzen.

De Nederlander Peter Winnen (1957-), die van 1980 tot 1991 actief was in het wielerpeloton, bekende in januari 2000 in het Nederlandse TV-programma 'Reporter' dat hij zich gedopeerd had. Over de Tour 1986 zei hij:

“Ik reed heel slecht en had de keuze: huiswaarts keren of testosteron pakken.”

Dank zij zijn keuze bereikte hij Parijs. Tijdens zijn sportieve carrière bij Raleigh, Panasonic en Bückler gebruikte Winnen testosteron, amfetaminen en corticosteroïden.

In maart publiceerde de Italiaanse rechter Franca Oliva zijn rapport over het onderzoek naar sportartsen, inclusief dat van Francesco Conconi (1935-). Dit officiële gerechtelijk onderzoek toonde aan dat Stephen Roche (1959-) in 1993 EPO kreeg ingespoten tijdens zijn laatste jaar in het peloton. Bovendien werden in de dossiers van Conconi heel wat aliassen gevonden voor Roche: Rocchi, Rossi, Rocca, Roncati, Righi en Rossini.

De Rus Eugeni Berzin (1970-) mocht niet starten in de Giro d'Italia, omdat zijn hematocrietgehalte boven 50% piekte, als gevolg van EPO gebruik.

Naar aanleiding van de 'Festina affaire' liet de Franse oud-wielrenner Maurice Moucheraud (1933-2020) in de krant 'Libération' optekenen:

"In onze tijd was het net hetzelfde. Veertig jaar geleden had men het Festinaproces eveneens kunnen voeren, zij het met andere namen en producten."

De Belgische arts Eric Ryckaert (1943-2001), 'Dr Fiat Punto’ genoemd met een knipoog naar zijn Italiaanse confrater Michele Ferrari (1953-), moest zich voor zijn betrokkenheid in het Festina schandaal in september verantwoorden bij het Belgisch gerecht. Hij werd veroordeeld tot een boete van vijftienduizend Euro, waarvan de helft met uitstel. Jaarlijks leverde hij zo’n honderdtwintig ampullen EPO af maar ook groeihormonen, die hij via apotheker Kristiaan Vanderstichele (1950-2013) en diens vriendin Linda Baestlé (1952-) geleverd kreeg. Als bediende bij de Christelijke Mutualiteiten controleerde Baestlé de voorschriften van apothekers en ging ze de producten regelmatig in Nederland halen, waarbij ze telkens voor zo’n drieduizend Euro de grens oversmokkelde. Beiden werden veroordeeld tot respectievelijk twee en een jaar voorwaardelijk. Van Rijckaert mochten de renners nooit boven de 54% hematocrietwaarde gaan, maar de teamleiding eiste van wel. Samen met journalist Hans Vandeweghe (1958-) publiceerde Ryckaert het boek ‘De Zaak Festina’, waarmee hij een discussie wilde uitlokken over het dopinggebruik in de wielersport. In 2001 overleed hij aan de gevolgen van longkanker.

De Franse sportarts Claire Condemine-Piron (1960-) begeleidde het wielerteam Festina van januari tot oktober 1999. Aangeworven na het schandaal van het jaar voordien, verklaarde ze later in een interview met het Franse dagblad ‘Le Monde’:

“Bij mijn aantreden kende ik niets van de wielerwereld. Ik dacht dat ik te maken kreeg met sporters die met doping werden geconfronteerd, maar vrij vlug realiseerde ik me dat een groot deel van hen eigenlijk verslaafd was. Mijn taak begon in januari 1999 en meteen kreeg ik de drie teammanagers tegen. Yvon Sanquer, Michel Gros en Juan Fernandez beschouwden mij als een rivale, want de sponsor had een taboe doorbroken, zonder hen te raadplegen had hij een sportarts aangeworven. De almachtige rol van de teammanagers is overigens het grootste probleem in het wielrennen, de renners zijn immers hun gewillige slachtoffers. In die periode heb ik dingen gezien die ik nooit eerder zag. Jonge mensen die ernstige paniekaanvallen kregen gepaard gaande met pijn op de borst.”

Het Franse gerecht stelde tenslotte tien verdachten in staat van beschuldiging In de hele Festina affaire:

Alles begon toen men op 8 juli 1998, bij een controle aan de Frans-Belgische grens, een karrenvracht prestatiebevorderende middelen aantrof in de wagen van de Belgische verzorger Willy Voet (1945-). Voor ‘medeplichtigheid aan de invoer, het bezit, de verkoop, de levering, de aankoop van verboden stoffen’ werd hij veroordeeld tot tien maanden voorwaardelijk en een boete van dertigduizend Franse Franc (= 4.500 Euro).

Joel Chabiron (1950-2004), bij Festina het hoofd van de logistieke dienst, werd wegens ‘invoer, smokkel en onrechtmatig vervoer van verboden goederen’ tot vijf maanden voorwaardelijk veroordeeld.

Bruno Roussel (1956-), sportdirecteur bij Festina, werd wegens ‘het beheer, de stimulering en het vergemakkelijken van dopinggebruik tijdens de wedstrijden’, veroordeeld tot een jaar voorwaardelijk en een boete van vijftigduizend Franse Franc (= 7.500 Euro). Richard Virenque (1969-), kapitein van het team, was aangeklaagd wegens ‘medeplichtigheid bij het vergemakkelijken, het stimuleren van het gebruik en het beheer van dopingproducten’, maar werd vrijgesproken.

Eric Ryckaert (1943-2001), teamarts bij Festina werd om dezelfde redenen aangeklaagd als Bruno Roussel, maar moest omwille van gezondheidsredenen niet voor de Rechtbank verschijnen. Hij overleed de maand nadien.

Christine Paranier (1962-) werd veroordeeld voor ‘het afleveren zonder voorschrift en de verkoop van giftige stoffen’ en kreeg een boete van dertigduizend Franse Franc (= 4.500 Euro). Ze was apothekeres in Veynes (Hautes-Alpes), de woonplaats van Willy Voet, die zich in haar apotheek van de verboden producten voorzag.

Eric Paranier (1960-), de echtgenoot van Christine, kreeg een boete van tienduizend Franse Franc (= 1.500 Euro) voor de ‘verkoop van giftige stoffen’.

Jef D'Hont (1942-), een andere verzorger van de Festina ploeg, werd veroordeeld tot negen maanden voorwaardelijk voor ‘het toedienen en bevorderen van het gebruik van giftige stoffen’.

Jean Dalibot (1963-), eveneens verzorger bij Festina, kreeg vijf maanden voorwaardelijk voor het overtreden van anti-doping wet.

Nicolas Terrados (1958-), een andere sportarts van het Spaanse team, werd veroordeeld tot een boete van dertigduizend Franse Franc (= 4.500 Euro) voor ‘het aanzetten tot en het vergemakkelijken van het gebruik van drugs’ en voor ‘illegale invoer van giftige stoffen’ en moest aan de douane tienduizend Franse Franc (= 1.500 Euro) betalen. Willy Voet, Bruno Roussel, Joël Chabiron en Jean-Marie Dalibot moesten samen ook honderdtwintigduizend Franse Franc boete (= 14.000 Euro) aan de Franse douane betalen.

Tijdens een hoorzitting voor de Rechtbank van het Franse Lille, bekende de Franse wielrenner Richard Virenque (1969-) uiteindelijk het gebruik van verboden middelen.

Voor hetzelfde tribunaal hekelde voormalig wereldkampioen Luc Leblanc (1966-) de ‘dictatuur’ van het UCI.

"Het UCI denkt er enkel over na over hoe het meer geld in het laatje kan krijgen, in plaats van de strijd tegen doping aan te gaan. Wij zijn als renners daarvan de eerste slachtoffers, het UCI misbruikt ons en behandelt ons als schapen of als honden, enkel en alleen om meer geld te verdienen."

Luc Leblanc bekende dat hij zich sedert 1994 dopeerde, het jaar waarin hij wereldkampioen werd op de weg. Hij nam zijn toevlucht tot doping ook in de Tour de France en de Vuelta van 1994 en die van de jaren daarna.

Voor dezelfde Rechtbank bekende ook Laurent Brochard (1968-) dat hij de wereldtitel van 1997 in San Sebastian gewonnen had met ‘de restanten van dopingproducten’, die hij enkele dagen voor de titelstrijd had ingenomen.

Op de vraag van Rechter Daniel Delegove om welke verboden stoffen het ging, kreeg hij EPO en groeihormonen als antwoord.

Sportbestuurder Bruno Roussel (1956-) verklapte tijdens het proces dat hij een telefoontje kreeg van Charly Mottet (1962-), op dat ogenblik sportdirecteur van het Franse nationale team:

“Toen Brochard positief testte belde Charly Mottet me met de melding 'maak je geen zorgen, vraag aan Dokter Fernando Jimenez Diaz een ge-anti-dateerd medisch attest'. Het UCI gaf me deze elementen van te volgen procedure. De enige zorg van het UCI was om de meubels redden.”

Tijdens dit spraakmakende proces ontlokten al deze bekentenissen de volgende reactie bij rechter Daniel Delegove:

“Dit zijn geen renners, maar fietsende reageerbuizen.”

Op 1 november verhoorde de Rechtbank van Lille Hein Verbruggen (1941-2017), de Nederlandse voorzitter van het UCI, die schoorvoetend toegaf:

"Er is een kleine groep bedriegers. Daarnaast is er een veel grotere groep renners die gedwongen wordt om te volgen, zo niet voelen ze zich benadeeld. Een derde categorie dopeert zich niet maar gebruikt toegelaten medicijnen en een vierde veel kleinere groep neemt niets. Als een arts bedriegen wil, kan hij dat voor of na de race doen.”

Getuigenissen wilden echter dat het conflict tussen Verbruggen en Roussel eindigde met de door de Nederlander uitgesproken bedreiging:

“Als ik wil kan ik ervoor zorgen dat alle renners positief zijn.”

De Voorzitter van de Rechtbank confronteerde Verbruggen ook met de gaten in het dopingbeleid van het UCI:

"Sedert 1995 geven jullie geld uit voor het opsporen van EPO. Nu vijf jaar later is het daaraan besteedde budget 1,8 miljoen Franse Frank. Bitter weinig vergeleken met het werkingsbudget van het UCI in diezelfde periode, dat op 250 miljoen frank wordt geschat."

Voorts stipte Voorzitter Daniel Delegove ook aan:

“Toch vreemd, al die overleden Nederlandse renners op korte tijd.”

Eind november opende het Franse Gerecht een dopingdossier tegen US Postal, het team van de Amerikaan Lance Armstrong (1971-) werd verdacht van ‘schending van de wet op de preventie van druggebruik, het aanzetten tot het druggebruik en de schending van de wetten van giftige stoffen tijdens de laatste Tour de France’.

Op datzelfde ogenblik beschuldigden Greg Strock (1973-) en Erich Kaiter (1972-), twee vroegere ploegmaats van Armstrong bij de junioren, aan de overzijde van de Atlantische Oceaan hun voormalige Deense trainer René Wenzel (1960-) ervan dat hij hen tien jaar voordien doping had gegeven. Door die systematische toediening van o.a. cortisone was het immuunsysteem van Strock volledig aangetast. De oud-renner, op dat ogenblik student Geneeskunde aan de Universiteit van Indiana, verklaarde in een interview dat hij geen enkele reden had om niet te geloven dat zijn toenmalige teamgenoten niet dezelfde behandeling hadden ondergaan. Hij zag ook een directe relatie met de ziekte van Armstrong:

“Medische studies hebben aangetoond dat er een correlatie bestaat met teelbalkanker."

Bij Kaiter werd de ziekte van Crohn vastgesteld, samen met Stock kreeg hij dagelijks dezelfde injecties ingespoten

Bij Ernie Lechuga (1976-), een andere grote belofte in datzelfde team, werd in 1998 eveneens teelbalkanker vastgesteld. David Francis (1971-) en Gerrick Latta (1972-), twee andere leden van het US junior national cycling team, sloten zich aan bij de beschuldigingen en getuigden dat zij vlak voor het WK van 2000 inspuitingen hadden gekregen die omschreven werden als ‘veilige vitaminepreparaten’.

Professor Massimo Cartesegna was een van de getuigen op het tegen Marco Pantani (1970-2004) aangespannen ‘fraude proces’. Hij was verbaasd over de bij Pantani gevonden hematocrietwaarde, toen die in shock het ziekenhuis van Turijn werd binnengebracht. De gevonden 60,1% was niet alleen ver boven de wettelijke 50% limiet, maar ook levensgevaarlijk. Bovendien had Pantani zes dagen na een plotse daling van 16% kunnen sterven aan complicaties, maar na enkele uren normaliseerde zich alles even plots.

“Het is vervelend om toe te geven, maar ik vermoed dat Pantani buiten mijn weten ook EPO kreeg toegediend toen hij in mijn ziekenhuis lag,” antwoordde Cartasegna op de vraag van Rechter Luisa Del Bianco naar de oorzaak van die plotse veranderingen.

Hij wees met de vinger naar de teamartsen Giovanni Grazzi en Gianni Mazzoni, de medewerkers van professor Francesco Conconi (1935-) waren steeds bij Pantani gebleven waren en door nieuwe inspuitingen konden zij verantwoordelijk zijn voor het normaliseren van de hematocrietwaarde.


rdsm